-
1 grin
n. (het) giechelen, glimlach, (het) gniffelen--------v. giechelen, gniffelengrin1[ grin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 take that (silly) grin off your face! • sta niet (zo dom) te grijnzen!————————grin2〈 grinned〉1 grijnzen ⇒ grinniken, glimlachen♦voorbeelden:1 grin like a Cheshire cat/from ear to ear • breed grijnzen, een brede glimlach tonengrin and bear it • zich f houdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 door een glimlach te kennen geven/uitdrukken♦voorbeelden: -
2 grin like a Cheshire cat/from ear to ear
grin like a Cheshire cat/from ear to earbreed grijnzen, een brede glimlach tonenEnglish-Dutch dictionary > grin like a Cheshire cat/from ear to ear
-
3 beam
n. lichtstraal; radiogolfl; brede lach; horizontale balk gebruikt in de bouw; evenwichtsbalk, houten balk gebruikt in de gymnastiek waarop oefeningen gedaan worden; volle breedte van een boot--------v. stralen (van blijdschap); stralen; uitstralenbeam1[ bie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 balk2 boom ⇒ disselboom; ketting/weversboom; ploegboom4 waagbalk9 stralende blik/glimlach♦voorbeelden:be off (the) beam • 〈 informeel〉ernaast zitten, het fout hebbenbe on the beam • 〈 informeel〉op het goede spoor zitten, het juist hebben→ broad broad/————————beam2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский